Dankzij Gayparade geen ontslag op staande voet voor strippende muziekdocent

10-6-2013

Een werkgever kan bezwaren hebben tegen nevenfuncties van zijn werknemers, zeker wanneer het nevenwerkzaamheden betreft die niet verenigbaar zijn met de functie van de werknemer. Daarom bevat een arbeidsovereenkomst soms een bepaling die werknemers verplicht om nevenfuncties vooraf te melden. Zo’n bepaling staat soms in een CAO, zoals in de CAO Kunsteducatie, die in deze zaak van toepassing was.

Feiten
Een muziekschool ontving op 1 november 2012 een brief waarin stond dat de werknemer zich min of meer zou prostitueren. Bij de brief zat een kopie van een advertentie op een website van een man met ontbloot bovenlijf met daarbij de tekst dat de man stripte en naakt poseerde (indien gewenst erotisch).

De werkgever confronteerde de werknemer met deze informatie. De werknemer bevestigde dat hij al 15 tot 20 jaar als “kunstzinnig naaktmodel” poseerde. De muziekschool stelde daarop de werknemer voor de duur van twee weken op non-actief voor onderzoek en beraad. Op 13 november 2012 ontsloeg de muziekschool de werknemer tijdens een bespreking op staande voet. In de ontslagbrief schreef de muziekschool dat de docent alleen toestemming had gekregen voor het poseren als fotomodel voor herenondergoed. De muziekschool vond de activiteiten die de werknemer op de website aanbood van een andere orde. Bovendien was een groot aantal jaren verstreken en zijn de inzichten op dit gebied aanzienlijk gewijzigd. Met name door het gegeven dat Sociale Media voor iedereen toegankelijk zijn. Volgens de school waren de nevenwerkzaamheden niet verenigbaar met de functie van docent. Voor de nevenactiviteiten had de werknemer geen toestemming gevraagd noch gekregen, terwijl ze voor de instelling schadelijk konden zijn.

Uitspraak
De docent vocht zij ontslag aan. Het voornaamste argument van de werknemer was dat hij zijn nevenactiviteiten reeds jarenlang in zijn vrije tijd en uitsluitend in besloten kring uitoefende en dat een relatie met zijn docentschap volgens hem ontbrak. Ouders hadden nog nooit een klacht ingediend. De muziekschool vond het feit dat de werknemer zich als erotisch model en stripper aanbood onacceptabel want in strijd met de belangen van de school en niet verenigbaar met het werken als muziekdocent met kinderen en jongeren. Een docent heeft een maatschappelijke functie volgens de muziekschool en hij is rolmodel binnen de sociale context van deze tijd. Het leerlingenbestand van de muziekschool bestond voornamelijk uit kinderen tussen zeven en zestien jaar die hun ouders aan de zorg van de muziekschool hadden toevertrouwd.

Ter zitting is gebleken dat met name het werken als stripper door de muziekschool onacceptabel werd geacht. De kantonrechter overwoog dat een nuancering op zijn plaats is waar de muziekschool stelt dat zij zich, gelet op de gevoeligheden vandaag de dag, niets kan permitteren. Volgens de kantonrechter gaat het immers veel meer om een bij de ouders bestaande vrees voor kindermisbruik. De nevenactiviteiten van de werknemer hebben daar niets mee te maken. Een link met kindermisbruik is niet terecht. De muziekschool verdenkt de docent op dat vlak nergens van. Als de tijdgeest moet worden benaderd vanuit de hedendaagse televisieprogramma’s, reclames, muziekclips valt niet in te zien dat model/stripactiviteiten een probleem vormen om als docent naar behoren te kunnen functioneren. De werknemer heeft terecht een vergelijking gemaakt met deelname aan de Gayparade waarvan in de huidige maatschappij ook niet gezegd kan worden dat dat onethisch en onacceptabel is voor een docent. Omdat de werknemer zijn activiteiten wilde opgeven en daardoor blijk gaf rekening te willen houden met de wensen van de muziekschool was er geen reden voor ontslag op staande voet.

Vergelijkbare uitspraken
De kern van een zaak als deze schuilt in de vraag of de aard van de nevenactiviteiten met een privé-karakter zo in strijd komen met de aard van de functie dat de arbeidsovereenkomst niet in stand kan blijven. Sinds het Hyatt-arrest van 14 september 2007 weten we dat als de werkgever een inbreuk wil maken op een recht van de werknemer dat zich in zijn persoonlijke levenssfeer bevindt hij een legitiem doel moet nastreven. Vervolgens moet hij aantonen dat de maatregel die de werknemer wil opleggen geschikt is om dat doel te bereiken. Is dat het geval moet hij de minst ingrijpende maatregel toepassen. Deze drie-trapsraket valt lang niet altijd terug te lezen in uitspraken.

Zo vloog een leraar er uit die een relatie aanging met een 15 jarige leerlinge (Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba d.d. 27 juni 2012, RAR 2012/131). Datzelfde overkwam een docent op een VMBO school die in een pornofilm acteerde (Rechtbank Den Haag, locatie Gouda, RAR 2011, 82). Hij werd door een leerling herkend die foto’s op school verpreidde. De kantonrechter vond dat het feit dat werknemer in een pornofilm acteerde, op zich niet de conclusie rechtvaardigde dat hij niet meer als docent kon functioneren. De commotie die dat veroorzaakte maakt dat niet anders. Die conclusie zou alleen proefondervindelijk vastgesteld kunnen worden, maar dat kon van de school niet worden verlangd, gelet op de door haar te waarborgen belangen van haar leerlingen bij goed onderwijs in een leeromgeving die zowel door de leerlingen als hun ouders als stabiel en veilig wordt ervaren maar dat betekende dat de nadelige financiële gevolgen die het besluit voor werknemer heeft, voor rekening van de school kwamen.

Ook het bezit van kinderporno – een strafbaar feit – is niet zonder meer reden voor ontslag. Het gaat altijd om de band tussen het misdrijf en de aard van de functie. Die twee moeten onverenigbaar zijn. Dan nog verschillen rechters van mening of een dergelijk feit een ontslag op staande voet rechtvaardigt.

Heeft u vragen of opmerkingen over dit onderwerp? Neemt u dan contact op met Igor Janssen of telefonisch op +31 (0) 30 285 03 53.
 

Bron: Dijkstra Voermans Advocatuur & Notariaat.

Zoeken in nieuws

 

Zoekterm

Kennispartners & preferred suppliers