De vestigingsvereiste voor de TOGS
Op 7 april
informeerde het Ministerie van EZK de Kamer over de stand van zaken van verschillende noodmaatregelingen, de TOGS (waaronder uitbreiding SBI-codes) en aanvullende maatregelen die ondersteuning moeten bieden aan andere bedrijven die te maken hebben met de gevolgen van de coronacrisis.
In deze brief gaat EZK ook in op een gedeeltelijke verruiming van het vestigingsvereiste om in aanmerking te komen voor de TOGS.
‘De TOGS regeling is bedoeld als tegemoetkoming van omvangrijke vaste lasten, anders dan personeelslasten. Daarom richt de regeling zich op ondernemers die daadwerkelijk beschikken over een fysieke vestiging of fysieke productiemiddelen, die los staan van de eigen woning, die essentieel zijn voor de uitoefening van de bedrijfsactiviteiten, en zorgen voor omvangrijke, periodiek terugkerende vaste lasten. Daarom moet de onderneming op een ander adres staan ingeschreven dan het huisadres. Echter, in sommige sectoren, bijvoorbeeld in de sfeer van persoonlijke dienstverlening, is sprake van significante bedrijvigheid vanuit de eigen woning door sommige ondernemingen, terwijl er daarnaast andere ondernemingen zijn met meer grootschalige dienstverlening vanuit een fysieke vestiging met omvangrijke periodieke vaste lasten, terwijl de ondernemer staat ingeschreven op het huisadres. Dit geldt bijvoorbeeld in de sectoren haarverzorging en schoonheidsverzorging, maar bijvoorbeeld ook voor de houder van een manege op het eigen erf. Om de ondernemers met omvangrijke periodieke vaste lasten in aanmerking te laten komen voor de TOGS, zal er van hen een aanvullende verklaring worden gevraagd, waaruit moet blijken dat de bedrijfsactiviteiten van de aanvrager een zekere minimale omvang hebben. Kappers waarbij de onderneming staat ingeschreven op een ander adres dan het woonadres, komen dus automatisch in aanmerking voor de tegemoetkoming, waar collega’s die ingeschreven staan op het huisadres pas in aanmerking komen als blijkt uit de verklaring dat zij omvangrijke bedrijfsactiviteiten hebben.
Daarnaast zijn er sectoren, waarbij het kenmerkend is dat ondernemers een fysieke inrichting of fysieke productiemiddelen hebben buiten de woning. Voor deze sectoren is zo’n minimale omvang geen noodzakelijk criterium. Een voorbeeld zijn de auto- en motorrijschoolhouders die veelal op hun huisadres geregistreerd staan maar omvangrijke lasten dragen voor hun lesvoertuig(en). Op deze manier, met op de sector toegesneden criteria, en waar nodig een eigen verklaring van de ondernemer, wordt het oogmerk van de regeling bereikt met behoud van geautomatiseerde verwerking.’