Werkgever aansprakelijk voor ongeval met speedboot
Randstad organiseert jaarlijks een spectaculair bedrijfsuitje voor haar werknemers. Onderdeel van het bedrijfsuitje in 2008, genaamd Powerdag, was het varen in een speedboot op de Maas in Rotterdam. Tijdens deze speedboottocht, waarvan de organisatie was uitbesteed aan een evenementenbureau, heeft werknemer Y letsel opgelopen doordat de speedboot een harde landing maakte na het springen over een golf. Na het ongeval is niet alleen Y maar ook een aantal andere werknemers met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Ook de politie is ter plaatse geweest en heeft proces-verbaal opgemaakt. De eigenaar van het evenementenbureau is daarin als verdachte aangemerkt van het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel en het niet alle voorzorgsmaatregelen nemen ter voorkoming daarvan.
Werknemer Y heeft Randstad aangesproken voor haar schade, primair op grond van art. 7:658 BW (werkgeversaansprakelijkheid wegens het niet voldoen aan de plicht om voor veilige werkomstandigheden te zorgen), subsidiair op grond van art. 7:611 BW (goed werkgeverschap).
Randstad betoogt dat deelname aan het personeelsuitje vrijwillig was en dat er geen verband was met de dagelijkse werkzaamheden. Randstad wijst aansprakelijkheid af.
De kantonrechter ziet het anders.
Uit de stukken en verklaringen blijkt dat de personeelsdag het versterken van de onderlinge band en de teamspirit tussen de werknemers ten doel had en daarmee het bedrijfsbelang diende. Daar komt bij dat de personeelsdag landelijk was georganiseerd en dat de diverse regiokantoren zich voorafgaand aan de dag als teams dienden te presenteren. Bovendien blijkt uit de communicatie over de personeelsdag, dat deelname vanuit de werkgever als zeer wenselijk werd gezien en impliciet werd aangenomen. Dat de individuele werknemers zich moesten opgeven voor de personeelsdag blijkt nergens.
Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de kantonrechter een voldoende relevante band tussen de personeelsdag en de door Y te verrichten 'werkzaamheden' aanwezig. Dat het actieve en recreatieve programma afweek van de dagelijkse werkzaamheden van Y maakt dit niet anders. Het feit dat de personeelsdag op een zaterdag plaatsvond is ook niet van belang. De reden daarvoor kan immers ook gelegen zijn in het (belang van de werkgever bij het) voorkomen van het onbemand zijn van het kantoor op een werkdag.
De kantonrechter wijst de vordering toe op grond van art. 7:658 BW.
Ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat Randstad ook aansprakelijk is op grond van art. 7:611 BW: Randstad had voor een deugdelijke (ongevallen)verzekering moeten zorgen en had er niet op mogen vertrouwen dat het evenementenbureau die verzekering zou regelen (zoals overigens wel in overeenkomst tussen Randstad en het evenementenbureau was vastgelegd - maar niet door Randstad was gecontroleerd).
Bron www.rechtspraak.nl